Hoe ik het afgelopen jaar beleefd had. Hoe we er als gezin door heen gekomen ware. Het werd me gevraagd vorige week.
Een kort gesprek was het, we hadden 10 minuten om met elkaar te delen. Een simpele vraag. Ik was er tenslotte zelf bij het afgelopen jaar. Ik was er bij, en mijn gezin ook, veel zelfs ook. Want er was immers niet veel waar we heen hoefden. We konden tijden zelfs nergens heen. Die weken, maanden dat alles thuis plaats vond. Het werken, het spelen, schooltaken, de sport en de muziekles, ja, zelfs de kerkdienst en de fysiotherapie.
Een simpele vraag.
Maar het antwoord hield me bezig.
Het zette me stil. Even terugkijken. Hoe is het eigenlijk echt voor me geweest. Hoe heeft het mijzelf en mijn moederschap getekend, versterkt of misschien verzwakt? Wat is er gegroeid, wat zijn blijvertjes. Waar heb ik gemis ervaren, verdriet gehad -en heb ik daar ruimte voor gemaakt-?
Vorig jaar maart was het. De scholen sloten voor onbekende tijd. Bij de kerken gingen de deuren dicht. Ook bij sommige huizen gingen de deuren dicht om alleen open te gaan als het echt hoogst noodzakelijk was. Ouderen werd geadviseerd zoveel mogelijk binnen te blijven en geen of nauwelijks bezoek te ontvangen.
En Nederland sprong op. Er kwamen meer bezorgservices in allerlei vormen en maten. We vierden opeens met de straat de verjaardag van de bejaarde buurvrouw, omdat ze anders zo alleen was. Er werden meer kaarten verstuurd en ontvangen. Het was alsof iedereen net eventjes langer stil stond om te bedenken wat de ander nodig zou kunnen hebben. Hoe het leven nu voor de ander zou zijn. En wat we voor elkaar konden betekenen.
Bij de tweede en derde golf was de rek er echter wel een beetje uit. Nederland kwam in een overleefstand. We maakten -en maken- ons terecht massaal zorgen om eenzame ouderen en alleenstaande jongeren die tussen wal en schip lijken te belanden. Maar ondertussen ploeteren we door. Elk in ons eigen huisje. Met weken thuisonderwijs en daarna toch weer wennen aan school met elkaar. Thuiswerken zonder dat de opvang open is. We spreken elkaar af en toe eens over Teams of iets dergelijks, sluiten de laptop daarna en gaan weer verder waar we gebleven waren. Afspraken worden afgezegd omdat zoonlief hoest, dochter een snottebel heeft en moeders een kriebel in de keel. We houden afstand en maken ons zorgen.
We maken ons zorgen.
Maar zorgen we nog?
Ik vraag het me vandaag af.
Zorg jij nog voor jezelf? Dat je mensen om je heen hebt die je aanmoedigen? Je armen optillen als jij het niet meer kan?
Zorgen we nog voor elkaar?
Of zijn we zo vol zorgen dat we de ander niet meer zien?
Gelukkig geldt dit niet voor iedereen, maar er is veel eenzaamheid ontstaan, juist in de gezinnen!
Niet alleen de ouderen die alleen wonen en amper bezoek ontvangen. Ook niet de studenten die nu al maanden de collegezalen niet in mochten. Nee, het zijn de moeders, de vaders en ja, zelfs de kinderen. Die in een bomvol huis wonen. Waar de heerlijke chaos van gezelligheid van de muren afdruipt. Het is daar waar leven plaatsvindt -door geboorte, door groei en door de taken die doorgaan- waar de eenzaamheid zichtbaarder is geworden of voor het eerst stiekem naar binnen is geslopen.
En wij, wij moeders hebben het laten gebeuren.
Toen mijn vriendin vroeg of ik op de koffie kwam, maar ik de boot afhield, want de snotneus…
Toen een ander zich -onbewust in eerste instantie- steeds meer en meer terugtrok totdat ze niemand meer ontmoette en de depressie als grote schrok kwam voor allen om haar heen.
Toen zij haar zorgen over haar huwelijk, haar tienerzoon, haar geloof, haar werk … (fill in the blanks) met niemand meer deelde.
Het interesseert me oprecht niet hoelang we nog in een tijd van pandemie leven. Of er oorlog komt. Of hongersnood. Of er natuurrampen komen of het leven juist weer terug gaat normaal (wat normaal ook weze mogen). Het interesseert me niet wat de omstandigheden zijn, wat uitmaakt is dat we leven! Niet wachten tot straks of later. Maar nu! Leven kunnen we niet alleen en mogen we nooit en nooit alleen doen. God heeft mensen gemaakt om te leven, om samen te leven. Om samen te zijn, samen te werken. De Bijbel staat vol van verhalen van hoe we elkaar nodig hebben, hierboven linkte ik al naar het verhaal van Mozes die vrienden of collega’s nodig had om zijn armen omhoog te tillen. Je kent mogelijk ook het beeld dat in het Nieuwe Testament wordt gebruikt: we zijn een lichaam, jij de hand en ik de voet, we hebben elkaar nodig!
Stel jezelf vandaag die ene simpele vraag.
Beantwoord hem eerlijk. Ten diepste.
Nodig twee vrouwen uit, rond het kampvuur of aan de keukentafel. En deel.
Deel het leven met elkaar.
De mooie momenten van het afgelopen jaar.
De feestjes. Maar ook de tranen. De vreugde èn de eenzaamheid.
Wat wil je houden en wat moet gaan?
Hoe heb jij het afgelopen jaar beleefd?
Kijk elkaar aan. Spreek eerlijk. Vier samen avondmaal. Jezus lichaam, zijn bloed voor jou!
Dank voor Gods zorg en aanwezigheid in de afgelopen maanden. Hij verlaat ons nooit!
Kijk elkaar dan nog eens eerlijk aan en beantwoord dan elk:
En wat heb jij het komend jaar nodig om elke dag voor God te leven.
Niet alleen te overleven, maar te leven. Te bloeien en te stralen, Zijn glorie zichtbaar door ons heen!
(Ow, en neem vooral ook even tijd voor de small talk. Door al dat online ontmoeten schiet dat er steeds meer bij in. Heb je inmiddels niet van je kind geleerd dat soms de bizarre gesprekken over poep, plas en scheten soms echt heel essentieel zijn voor ’t leven ;))