Zuchtend leg ik mijn hoofd in mijn handen, sommige maaltijden zijn echt een uitputtingsslag. Terwijl ik de volgende hap boerenkool naar binnenwerk en mijn kinderen vertel hetzelfde te doen begin ik te dagdromen.

The husband en ik alleen op vakantie. Rustig samen eten, gesprekken afkunnen maken, wandelingen zonder iemand te moeten dragen of voortslepen. Rust. Niet continu psycholoog hoeven zijn. Of politieman. Geen scheidsrechter. Geen dokter. Geen aanmoediger. Gewoon even helemaal rustig mezelf kunnen zijn. Alleen met the husband.

“Lieverd,” begin ik, om hem te betrekken in mijn dromen, weg van deze barre omstandigheden aan de rijkelijk gevulde dinnertafel. “Komende juni zijn we vijftien jaar getrouwd!” Ik laat een pauze vallen, heeft hij even de tijd om me te volgen. Ik knik nog naar de chaos om ons heen “Vijftien jaar getrouwd! Wat zullen we dan eens gaan doen?”

“Hawaii?”, antwoord hij. “Curacao.”
Heerlijk hoe we weer op één lijn zitten.

“Klinkt fantastisch!” verzucht ik vol verlangen, terwijl ik rechts van me iemand nog een hap eten geef en links een paar knieen onder tafel dirigeer.

“Trouwen?!” klinkt het opeens vol paniek vanaf de andere kant van de tafel. “Trouwen?” roept #4 terwijl hij boos en onrustig heen en weer kijkt van the husband naar mij. “ik ga met mama trouwen!”. “jij trouwt met hem en haar en haar!”, zegt hij vol stelligheid en tevreden over zijn oplossing. Papa moet maar met zijn broer en zussen trouwen. Want hij trouwt met mama. Punt.

“Wat is dat dan, trouwen?”, vraag ik hem.
#4 glijdt rustig van zijn stoel af en draait een rondje op zijn tenen, met zijn armen in de lucht. “Dat. Dit is trouwen.” zegt hij terwijl hij nog een rondje draait om het te onderstrepen.
Zijn rondje draaien lijkt nog het meest op het twirlen van een drie jarige jongen op sloffen. We snappen de bedoeling er achter, het is uitermate schattig, maar best knullig. Dat beseft hij zelf ook en verontschuldigd zich dan ook snel: “Sorry, ik heb nu sloffen aan” en klimt weer op zijn stoel.

Ik kom naar hem toe, neem zijn handen in de mijne en begin uit te leggen dat het toch iets anders zit. “Lieve jongen,” zeg ik, “ik ben al met papa getrouwd…” ik wil wel met je dansen wil ik er nog bij zeggen. Maar daar krijg ik de kans niet eens voor, want onze romantische driejarige heeft zich, overmand door verdriet, van zijn stoel laten vallen en ligt face forward plat op de grond. Totaal door emoties overweldigd. Niet in staat op te staan of te bewegen.

Ik moet hard mijn best doen mijn lachen voor hem verborgen te houden. Ik vind het uiterst komisch, een driejarige die gebroken op de grond ligt omdat er een vrouw is waar hij meewilde trouwen, maar die al getrouwd blijkt te zijn.

Ik kijk nog eens naar het zielige hoopje peuter op de grond.

Dit is liefdesverdriet. Besef ik.
Een gebroken hart. Het breekt mijn moederhart mijn zoon zo te zien.
Welke vrouw durft hem zo te dumpen?! Oh wacht, dat was ik zelf.

Ik neem hem in mijn armen, streel zijn vermoeide gezicht, droog zijn tranen.

“Trouwen,” begin ik verklarend, “trouwen is iemand beloven dat je altijd bij hem of haar blijft.” Hij luistert stil en aandachtig. “Dat heb ik al aan papa beloofd. Ik ben met papa getrouwd.” Ik neem even de tijd om mijm zoon verder te kalmeren, hem te strelen, voor ik verder ga: “Als jij later groot ben mag je een vrouw liefhebben en haar vragen met je te trouwen. Haar beloven altijd bij haar te blijven.”

Zijn grote ogen kijken de mijne aan als hij stotterend probeert te antwoorden: “mag ik… ik wil… kan ik altijd bij jou blijven?”

Mijn hart krimpt pijnlijk samen. Dit is hechting weet ik. Belangrijk in de ontwikkeling van een kind. Een gevoel van veiligheid. Wetend dat hij altijd bij mij terecht kan, dat ik voor hem ben, hem lief heb en nooit alleen laat.
Dit is gezond en mooi en goed.
Maar er komt ook die dag dat hij zijn gezicht zal afwenden, als hij niet meer door mij gekust wil worden.
Er komt een dag dat hij zal lachen als ik hem dit verhaal vertel. Lachen, omdat er die andere, mooie vrouw in zijn leven is met wie hij voor altijd samen wil zijn en waar hij mee zal dansen.

“Je mag altijd bij me zijn,” beloof ik hem. Wetend dat hem loslaten nog een hele klus voor me gaat worden. Maar stiekem ook hopend op een reisje alleen met the husband. Hawaii zit er dit jaar misschien nog niet in. Maar hopelijk komt er een dag dat zelfs #4, onze liefhebbende romanticus, liever niet meer bij ons is. En dan ben ik nog steeds getrouwd met hem, the husband.
En dus knipoog ik naar hem, mijn man, en verzeker ik hem met mijn blik dat hij voor altijd de mijne is. Ook als ik hier, geknield op de grond, mijn driejaroge zoon eeuwige trouw beloof.

Ik hijs #4 omhoog, neem zijn hand in de mijne en laat hem twirlend rond draaien op het puntje van zijn sloffen. “Zo, nu zijn wij ook getrouwd.”

(januari 2020)