Dus of u nu eet of drinkt of iets anders doet, doe het alles ter ere van God.
1 Korintiërs 10:31
Het was een heerlijke, kneuterige zondagmiddag-verjaardagsfeest. #1 was net een paar maanden oud en had ik bij the husband thuis gelaten. Ik had het mezelf comfortabel gemaakt in een hoekje van de bank. Mijn jarige vriendin serveerde zelfgemaakte taartjes, samen met de heerlijkste theeën, waar ze die toch altijd vandaan wist te toveren?!
Terwijl ik daar zo zat, in die behaaglijke en gemoedelijke sfeer, kwam ik in gesprek met een van de andere genodigden. Hij was een aantal jaar ouder dan ik en stond op het punt te trouwen. Heel succesvol had hij zijn studie afgerond en was net een veel belovende baan begonnen. Zoals wij westerlingen gewend zijn, begon ook dit gesprek met wat small talk en al gauw kwam, op die heerlijke, kneuterige zondagmiddag-verjaardag, de niet zo kneuterige vraag: “En wat doe jij?”
“Ik ben moeder. Ik heb een zoon. Ik zorg voor hem.”
Is het je wel eens opgevallen? Dat gesprekken doodvallen op zo’n moment? Dat je gesprekspartner zich omdraait naar je buurvrouw en met haar een geanimeerd gesprek begint? Of dat je wordt aangekeken alsof je van een buitenaardse planeet komt? Ze hebben je vast verkeerd begrepen, dus vragen ze nog maar eens: “Maar, wat doe je voor de kost?”
Mijn gesprekspartner op deze bewuste dag maakte het nog bonter. “Dat zou ik mijn vrouw nooit toestaan, dat ze studeert op kosten van de maatschappij om daarna thuis te gaan zitten, niets bijdragend aan de samenleving.”
Beng.
Mijn taartje naast me. M’n kopje thee in de hand. En mijn mond vol tanden.
Een paar maanden later verhuisden we naar Amerika. Daar zat ik dan in mijn 220 vierkante meter huis, dat geen thuis was. Ik kende mijn buren amper. Had geen idee hoe de samenleving werkte. Of ik er wel echt deel van uitmaakte. Ik had er in ieder geval geen rechten, ten minste geen andere dan er simpelweg te verblijven, stond er op mijn Visa te lezen. Daar zat ik in de achtertuin, terwijl #1 van de glijbaan gleed, het ene na het andere boek te lezen. Ik voedde, ik verzorgde, ik deed de boodschappen. Ik waste, ik las boekjes voor, ik kookte, ik verschoonde luiers, ik gaf richtlijnen en onderwees. Ik lachte naar hem, ik praatte met hem, ik stopte hem in bed.
Maar kom, we weten allemaal: daarmee draag je niet bij aan de maatschappij…
Na een paar maanden in Amerika hadden we ons leven wat meer opgebouwd. Ik ontmoette andere vrouwen. Zo ook deze twee, de één rond de veertig, de ander nog een paar jaar ouder. Elke woensdagochtend zag ik ze en voor elke meeting was er huiswerk. Iedere keer wisten ze me te verzekeren: het is helemaal oké als je het niet hebt gedaan. We have been there. Je doet het allerbelangrijkste werk dat je ooit kan doen. Je hebt de meest cruciale en achtenswaardige baan die je maar kan bedenken. Je bent moeder. Dat is het voornaamste!
Maar ja, dat was makkelijk praten voor hen. Zíj deden belangrijke dingen. De één maakte haar eigen sieraden van kralen gemaakt door Afrikaanse vrouwen. Zo hadden die vrouwen op hun beurt nu een baan en konden hun kinderen naar school. De ander runde samen met haar man een succesvolle business. Het was zo duidelijk dat God naar hen keek en tevreden lachte, omdat Hij hen zag werken en bijdragen aan de maatschappij.
Dat ik weer eens een luier verschoonde, een kind aan de borst legde, een boterham smeerde, een bed verschoonde… Echt, wat had God daar nu aan?
Het waren deze oudere, wijzere vrouwen die me erop wezen. Op wat God zegt: “Het maakt Me niet uit wat je doet. Of je nu auto’s repareert, gaten vindt in software, friet in de frituur gooit in de snackbar, een lezing geeft, Afrikaanse vrouwen werk geeft, kleren verkoopt of een business leidt. Het maakt Me niet uit. Zolang je het tot Mijn eer doet.”
En heel langzaam begon ik hun woorden te begrijpen. Te aanvaarden. En eigen te maken. Langzaam verdween het knagende gevoel van een maatschappij vol succesvolle mensen die me beoordelend aankeken en me te licht bevonden, omdat ik niet bijdroeg. Omdat ik teerde op overheidskosten. Ik begon te beseffen dat het er echt toe deed, waar ik dagelijks zoveel tijd en energie aan besteedde.
Dus lieve, lieve moeder. Jij die voor de vijftiende keer hetzelfde speelgoed van de vloer raapt. Die weer een poepbroek staat te verschonen. Kots van de vloer moet schrapen. Brood in minuscule blokjes zit te snijden. Kiekeboe zit te spelen alsof je leven ervan afhangt. Een uur de schommel staat te duwen. Voor de zoveelste keer hetzelfde suffe liedje zingt. Tegen lange gezichten aan zit te kijken, omdat je weer dat-lust-ik-niet-eten hebt gekookt. Met je dochter danst op het nummer uit de nieuwste Disneyfilm. Met je zoon een Legokasteel bouwt. Wat jij doet: het doet ertoe!
Het brengt een lach op Gods gezicht.
Als je dat alles doet voor Gods grootheid. Om Hem bekendheid te geven. Om Hem ermee lief te hebben. Doe alles wat je doet, dat wat tienduizenden euro’s binnenbrengt bij de baas, dat wat je een loonstrookje oplevert aan het einde van de maand, dat wat je man en kinderen op prijs stellen, dat wat niemand ziet, doe dat alles voor God. Voor Diegene die jou gemaakt heeft. Want Hij heeft je gemaakt om deze dingen te doen. Elk groot en klein ding dat je doet!
Moeders, wat een glorieuze baan hebben we toch!
Wow, die is raak!