“Konijn”,
Leest ze voor.
Hij moet er wat van grijnzen.
“Weet je waar ik dan aan denk. Aan een lief klein konijntje, met een worteltje. Die dan achter een groen bosje vandaan komt en met een heel schattig piepstemmetje roept: pauw.”
“Haha.
Dat is grappig,” zegt zij.
“Ik had juist een plaatje van een heel zwart konijn in mijn hoofd. Met cape en al.”
(Een beetje zoals in Japie en de dingen denk ik nu. Maar dat weet ik niet zeker, want mijn hoofd is haar hoofd niet.)
We spelen codenames en er zijn dus veel plaatjes in onze hoofden. En wel duizenden associaties met die vijfentwintig woorden. Er zijn hele prentenboeken in onze hoofden, en romans, we zouden een CD vol kunnen componeren en een art gallery vol schilderen.
Eigenlijk kan elke combinatie alles zijn. En tegelijk ook weer niets.
Dat is het leuke als je hoofd overuren draait, in een enkele minuut.
Het gebeurd de hele dag.
Bijvoorbeeld als #4 een puzzel maakt en zegt: “ik kijk even in mijn hoofd hoe het moet.”
Of als mijn zus aan tafel De jongen, de mol, de vos en het paard zit te lezen en tegen de vierjarige zegt: “Je lijkt wel op de mol, je denkt ook alleen maar aan taart.” En hij antwoord: “Nee hoor, ik denk niet alleen maar aan taart,” als bewijs voegt hij er aan toe: “ik denk nu aan twee taartjes!” En aan de blik op zijn gezicht is te zien dat het beeld van de taartjes die hij in zijn hoofd heeft hem wel bevallen. Ik kan ze bijna proeven.
Laatst hoorde ik dus, voor het eerst…
Sommige mensen hebben die plaatjes niet.
Die zien gewoon helemaal niets.
Bij hun is het konijn gewoon de moordenaar.