Deze maand besteden we hier op de blog aandacht aan moeiten met betrekking tot zwangerschap, bevalling en het moederschap.
Vandaag een schrijven over zwangerschapsdepressie.

“Ben je gevallen?” vraagt ze me wijzend naar de wonden aan mijn vingers. Ze kijkt niet eens omhoog, terwijl ze de dobbelstenen gooit in een verwoede poging om Yathzee te scoren.

Even aarzel ik. Ik twijfel tussen eerlijkheid en het weg lachen. Die seconde van aarzeling verraadt me, nu kijkt ze omhoog. Haar ogen gefixeerd op de mijne. Liefdevol, uitnodigend. Het voelt alsof ik verloren heb. “Het was een zware ochtend,” beken ik, terwijl ik mijn hand tot een vuist maak als een demonstratie. “Het was heel zwaar,” zeg ik nog een keer in een poging het logisch en redelijk te laten klinken waarom ik het hoofdeinde van het bed zo hard had geraakt dat er nu wonden op mijn knokkels zitten.

Ze vertelt me dat ze ooit een spiegel heeft geraakt. Duizenden stukken op de vloer. Hoe ze daar stond, in het midden van de rommel, de gebroken glasschilvers en stukjes.

Ik maak een grapje dat ik teleurgesteld was dat het bed niet eens kapot was. Ik glimlach onhandig. Het is een hard gelach.

Ik voel me als een leeggelopen ballon. Ledig, gerimpeld, klaar om ergens in een donkere hoek volledig te worden verlaten. Hol. Troosteloos.

Om eerlijk te zijn is het best grappig als je erover nadenkt. De ironie van de tegenstelling. Je zou me moeten kunnen zien! Het is totaal onmogelijk om te verbergen dat ik zwanger ben. Mijn buik is zo rond als een ballon zou kunnen zijn.

Maar ik voel me leeg.

Ik ging naar mijn verloskundige, die ochtend dat mijn knokkels het hoofdeinde ontmoette. Het duurde niet eens twee minuten. “We noemen dat depressie,” zei ze. Terwijl mijn tweejarige daar zat, verstoppertje te spelen onder een stoel in het kantoor van de ‘baby-dokter’. “Zwangerschapsdepressie.”

“Kiekeboe!”, riep ze blij en enthousiast. Zoals alleen een tweejarige dat kan.

Het was niet nieuw voor mij. En toch schokte het me.
Waar komt dit vandaan? Het leven is goed. Ik ben goed. Mijn huwelijk is geweldig. Mijn kinderen zijn … nou ja, kinderen.

Mijn laatste twee zwangerschappen waren gemakkelijk geweest. Oke, die laatste paar weken waren niet mijn favoriet -wat worden die babies zwaar!- en dat hele bevallen, niet echt mijn sterkste kwaliteit. Maar de zwangerschappen waren goed. Ik had er zin in. Ondernam van alles met de oudere kinderen en keek uit naar wat komen zou!

Die ochtend, die van de knokkels en het hoofdeinde, was mijn vierjarige dochter binnengekomen terwijl ik op het toilet huilde. “Mama, waarom heb je een paar tranen?” Had ze gevraagd. Wat kon ik antwoorden? Dat ik te moe was om te vechten? Te uitgeput om de beslissing te nemen -elke ochtend!- om een moedige en verantwoordelijke volwassene te zijn en uit bed te komen om voor mezelf en mijn kinderen te zorgen? Dat die ‘paar tranen’ al sinds de vroege ochtend vloeiden. Dat het heel veel huilen en ongecontroleerd geschreeuw was geweest.

Natuurlijk hoefde ze niet te horen over de gevoelens van hulpeloosheid. Ik was blij dat ze mijn agressie van iets eerder niet gezien had. Ik hoefde haar niet te vertellen dat ik gewoon in het donker wilde liggen, onder de dekens, omdat ik me het slachtoffer voelde van mijn gevoelens en valse brouwsels en schadelijke gedachten.

Het was niet nieuw voor mij. En toch schokte het me.
Zoals het iedereen doet.

“Wat een heerlijk nieuws!” roepen ze uit wanneer ze van baby #4 horen. “Je ziet er zo schattig uit met je kleine baby bump!” “Zo blij dat je je goed voelt, alleen moe, dat is goed!”
Ze verwachten dat ik straal. Glans. Fonkel.
Ik zou gelukkig moeten zijn. Opgewonden. Verlangend.

Maar dat ben ik niet. Ik stel mezelf teleur. Hen. Anderen.

Langzaam komt het terug. Ik herinner me de gevoelens en de gesprekken tijdens mijn eerste zwangerschap. De pijn die ik bij anderen veroorzaakte, die naar een baby verlangde, maar worstelde met onvruchtbaarheid. De frustratie van mezelf dat ik niet begrepen werd door anderen. Omdat ik niet enthousiast was, omdat ik niet straalde en niet vol blije verwachting was. Ik was zwanger, maar negeerde volledig het feit dat dat betekende dat ik een moeder zou zijn, een kind zou krijgen. Ik wist niet eens zeker of ik moeder wilde worden. Wilde ik echt een baby?

Hoe ik vrienden teleurstelde als ze vol enthousiasme riepen: “Je ziet er nu echt zwanger uit! En je voelt de baby bewegen! Ik wed dat je nu enthousiast bent!!”. Maar dat was ik niet. Nooit. Niet tijdens die eerste zwangerschap.

Ik was het vergeten. Doorgegaan met het leven. Door de jaren heen was ik moeder geworden. Oh, wat genoot ik van mijn kind. Wat een liefde! Vanaf de eerste dag. Inmiddels ben ik een moeder van drie. Ik verwacht mijn vierde.

Terwijl ik de schommel in het park duw, hoger en hoger. Terwijl ik eten kook, heen en weer rijd naar school. Terwijl ik de was doe en speelgoed opruim, besef ik dat het niet nieuw is. Het is hetzelfde als die eerste zwangerschap. En toch zo anders. Ik heb niet de kans om in bed te gaan liggen. De ene TV-show naar de andere te kijken.
De gedachten zijn hetzelfde. De frustratie om niet begrepen te worden, het lijkt erop dat ik iedereen faal als ik geen blije verwachtende moeder ben. De pijn van het gevecht. Het geschreeuw, de pijnlijke knokkels, de tranen, de baby bump. Het is hetzelfde.
Ik sta op (met hulp! Dank God!). En ga door met het leven. In een andere vorm dan ik had gewenst. Maar wetende dat ik over een paar maanden een baby vast zal houden. Ik zal er van houden. Ow, ja, ik zal het lief hebben! Met heel mijn hart.

Ik gooi de dobbelstenen. Yathzee!! 50 punten!
De ronde is voorbij.

Terwijl we opstaan van tafel, kijkt ze me recht in de ogen. Ik voel me gekend. Begrepen. Eens stond zij midden in de rotzooi. De glasscherven om haar heen. Nu sta ik in de mijne.

Maar niet alleen.

~ ~ ~

Herken je dit? Zoek hulp!
Dat hoeft niet perse professionele hulp te zijn. Je echtgenoot, vrienden, verloskundige of huisarts zijn er voor je! Praat er over, alleen dat geeft al ruimte!

Op deze website is (beperkte) informatie te vinden.

Voor de omgeving: neem klachten van zwangerschapsdepressie serieus. Wuif ze niet weg door te zeggen dat het wel mee valt of “wel weer over gaat”. Moedig de moeder aan om er op uit te gaan, al is het een klein wandelingetje in de straat. Ga met haar mee! Neem haar uit voor een avondje en biedt aan om mee te gaan naar haar volgende verloskundige bezoek. Een kop thee of een verzorgde maaltijd zal haar goed doen. Laat haar het niet alleen uitzoeken.