Zie, ik ga iets nieuws verrichten, nu ontkiemt het – heb je het nog niet gemerkt?
Jesaja 43: 19a
“Mama, ik heb de dode bloemen ook water gegeven!”, enthousiast over zijn eigen goede daad komt hij naar binnen gerent. Lopen is er bij onze jongste niet bij. Hij huppelt, springt, galoppeert door het leven. Een echte genieter, vol vragen, ideeën, levensdrang. Maar die genoeg rust heeft -zo heel af en toe- om over dood na te denken.
Waarom gaan planten dood?
Is dat zielig?
Wat is dood?
Om te kunnen leven moet er gestorven worden.
We praten over paardenbloemen.
Geel en zonnig. Weiden vol staan ze weelderig, levendig. Het geel verhaalt van vrijheid en verheugd zich op vernieuwing.
De tijd verstrijkt. Als je weer kijkt staan ze er, droevig grijs, dof. Doods.
Toch groot genoegen van de kinderen, die ze pakken en blazen. De pluisjes door de lucht laten dwarrelen.
Het is de enige manier om weer leven te ontvangen, opnieuw en uitgebreid. Eerst moet de kleur vergaan, de bloem sterven.
Ik denk terug aan de aflevering van de Beestenboerderij. Waarin de dieren op de boerderij zich afvragen waarom ze de kale boom niet kunnen omhakken en op ’t vuur gooien. Die boom heb je toch niets meer aan, en zij hebben het koud. Om dan te concluderen: vorig jaar leek de boom ook dood -“Nee, hij was dood!”-, maar in de lente kwamen er weer bladeren aan en prachtige bloemen. In de zomer gaf de boom schaduw en verkoeling in de hitte. In de herfst gaf het de heerlijkste sappige appels.
Als de boom dat dit jaar allemaal gedaan heeft, nadat hij vorig winter dood leek… is de boom dan nu wel dood?
Terwijl we een potje glijbanen en ladders spelen, (ik HOUD van spelletjes spelen, maar dit spel… dat is echt puur uit liefde voor hen dat ik dit met mijn kinderen speel! ) eten we de laatste aardbeien van de plant van vrienden. Nog even en de rode bessen zijn ook weer op voor dit jaar. Elk seizoen brengt andere vrucht, van andere planten en struiken.
Ze gooit 4. Haar pion dondert met een vaartje de glijbaan af. Ze baalt enorm. Ik lijk te winnen, sta al bijna boven aan. Ik gooi 2. Loop twee stappen dichter naar de winst… Maar nu gooit ze 3! Haar pion raast de ladder op! Opeens staat ze weer naast me.
Soms is een stap achteruit een sprong vooruit.
Soms lijkt iets dood, terwijl het rust en op ademt komt, herstelt, om straks de meest sappige vruchten te dragen.
Soms sterft iets, doods en grauw, om het seizoen er na velden voor gele stralende bloemen voort te brengen.
Sta je stil?
Ben je een paar plaatsen terug gezet?
Is er iets in je gestorven?
Vraag God je te laten zien welke vruchten Hij je zal laten dragen.
Welke stappen vooruit er zullen komen.
Welke groei en bloei jou te wachten staat.
Als in de herfst de bladeren vallen, wat laten ze dan na? Grootse verhalen? Nee.
Een naam op een straatnaambordje, voor eeuwig herinnert? Nee.
Wat laat de paardenbloem na als de gele gloed overgaat naar grijze dofheid?
In stilte gestorven, kleurige roem vergaan tot droevige pluisjes, die weg waaien op de wind…
…om ergens neer te vallen en te ontkiemen, ver nadat de gele, weelderig levendige roem van hun bloei is vergaan, tot een vage, haast vergeten herinnering.
Durf je los te laten, te laten gaan?
Niet dat ik zo’n fan ben van paardenbloemen, maar wat gebeurd er als ze niet loslaten?
Wat gebeurd er als wij vasthouden aan nu, aan toen, aan ons, aan geel en weelderig, aan dat wat eerst moet sterven.
Durf je grijsheid, pluizerige dofheid toe te laten?
Vertrouw dat God zijn weg met je blijft gaan.
En ondertussen geef je de dode bloemen water.
Zorg voor jezelf. Neem de tijd, de rust. Ontvang Zijn liefde.
De hele zomer lang!

En leven en dood,
wij dragen ze
in dezelfde schoot.
Belofte van graan,
gezaaid en vergaan
in de voren.
Het losse meel
is gemalen koren.
Gun mij de tijd
tot ik mij, rijp,
als een vrucht
in uw handen
laat vallen.
Gun mij de tijd.
gedichten van Jos van den Broeck sj